Theodor Holman, een spoedcursus agressieve ironie

Afgelopen vrijdag verscheen er een interview met Theodor Holman waarin hij op ironische wijze geweld richting moslims, Oost Europeanen en sociaaldemocraten goedkeurt. Hiermee bereikt de alom aanwezige politieke ironie een voorlopig dieptepunt. Klaarblijkelijk kan alles gezegd worden zolang het maar met een knipoog gebeurt. Degenen die vol verontwaardiging op Holman zijn uitspraken reageerden worden intussen weggezet als vijanden van het vrije woord, als kortzichtig en intolerant. Het is hoog tijd voor een ironisch tegenoffensief.

In het interview op het rechtse weblog De Dagelijkse Standaard spreekt Holman zijn sympathie uit voor Anders Breivik: ‘Hier zie je iemand die min of meer denkt zoals ik. Ik voel me verwant met Breivik. En daar schaam ik me ook niet voor.’ Theodor Holman spreekt over zijn bewondering voor het manifest van Breivik en vermeldt en passant nog even dat hij Wilders te links vindt:

“Ik sta dichter bij Breivik. Hoewel Breivik uiteindelijk ook kapot gegaan is door zijn eigen idealisme. Ik zou nooit de wapens ter hand nemen omdat ik namelijk geen idealist ben. Ik ben meer Nietzsche. Bij wijze van spreken. Ik hoop dat je dit met de juiste relativering zal brengen. Haha! Snap je wat ik bedoel? Ik wil stukjes schrijven, langs de kant staan en mensen uitfluiten.”

Met dezelfde relativering moet de volgende uitspraak worden gelezen:

“Het is niet zo dat ik het in alles met Wilders eens ben. Dat meldpunt bijvoorbeeld. Maar dat vind ik een zo’n onbelangrijk iets, daar kan ik me niet eens druk om maken. Ja, ik vind niet dat je andere mensen moet aangeven. Schop ze verrot. Pak een pistool en schiet ze neer. Maar we gaan ze niet aangeven. Dat heeft iets miezerigs.”

En de volgende:

“Ik geloof ook wel dat je andere moslims hebt, zoals je ook snoepjes gevende fascisten hebt gehad.”

Holman wil met zijn hufterige uitspraken reuring creëren voor zijn aanstaande theaterstukje over Wilders en Breivik. Voor wie het nog niet weet: het gaat deze donderdag in première bij de Balie. Wie denkt dat dit een vreemde ontwikkeling is, moet weten dat de voormalige progressieve denktempel inmiddels een volledige volte face heeft gemaakt. Onder de bezielende leiding van Yoeri Albrecht is het verworden tot een society club voor de voormalige vrienden van Theo van Gogh waar zij op publieke kosten kunnen schuimbekken over de vermeende Islamisering van de samenleving. Yoeri Albrecht en De Balie zijn overigens niet alleen gastheer maar tevens opdrachtgever van het theaterstuk.

De bijval voor de uitlatingen van Theodor Holman toont de labiele geestestoestand waar een deel van Nederlandse natie zich in bevindt. Vele twitteraars en reaguurders vertoonden op de gebruikelijke blogs sporen van verregaande mentale aftakeling door Holman te onthalen als een “diep denker” die “durft te zeggen waar het op staat”. Kritiek van mensen die vonden dat het oproepen tot geweld en verheerlijken van terreur misschien toch niet zo’n goed idee is, werd door Yoeri Albrecht gepareerd met de opmerking dat het “intolerant” en “kortzichtig” is om de vrije meningsuiting van columnisten en debat-centra te beknotten.

Een jaar geleden schreef Bas Heijne een rake column in NRC Handelsblad, waarin hij fulmineerde tegen het handige gebruik van de ‘Reviaanse ironie’ door Wilders en diens fractiegenoten in Den Haag. Onder het mom van die ironie kan rabiaat racisme moeiteloos tegelijkertijd geventileerd en gerelativeerd worden onder het motto: Het is goed dat dit eens gezegd wordt. Na afloop wordt vermeld dat het natuurlijk niet serieus bedoeld is, maar dan hebben de woorden hun werk al gedaan. Dat gegeven is zo effectief dat het inmiddels, om de slotwoorden van Reve’s De avonden te citeren, “niet onopgemerkt is gebleven”, en ondertussen wel zo’n beetje “volbracht” is.

Holman is net als Bosma en Van Gogh, een groot Reve-liefhebber. Hij heeft zich diens ironie volkomen eigen gemaakt. Alle kritiek op wat hij zegt, glijdt van hem af als van Eendje Kwak, de enige overtuigde terrorist uit het oeuvre van de volksschrijver.

Het sprookje van Eendje Kwak verhaalt van een eend met een vies huis, dat zijn vrienden tegen zijn zin in schoon komen poetsen. Uit wraak kakt Eendje Kwak ‘uit zijn kont een grote drol van stront’ in een pan met water, behekst het geheel en zet het vervolgens op het vuur. Het pannetje kookt zo hevig over dat het zijn hele huis en vervolgens ook het hele stadje besmeurt met de inhoud. Eendje Kwak kookt zijn eigen potje eindigt met een menigte die op Kwaks deur staat te beuken om hem ervan te overtuigen dat hij het vuur onder de pan vandaan moet halen, maar Eendje Kwak geniet er juist van, rekt zich opgelucht uit en geeft niet thuis. De laatste zin is onheilspellend, want, schrijft Reve, “als niemand de vlam onder het pannetje heeft uitgedaan, dan kookt het nu nog.”

Met zijn recente uitspraken heeft Holman het domein van Frits van Egters uit De avonden verlaten en dat van Eendje Kwak uit het sprookje betreden. De ironie is nog maar nauwelijks een dekmantel voor zijn oproepen tot geweld en zijn hufterige houding tegenover de slachtoffers van Utoya, Oost Europeanen en moslims. Zijn woorden verspreiden een geur die al lang niet meer acceptabel is. De inwoners van dit land doen echter niet eens een poging Holman zijn vuur te laten doven. We zijn überhaupt nog nooit gaan schoonmaken. Mensen negeren het simpelweg of men grinnikt erom. De Balie nodigt hem zelfs vrolijk uit om zijn kunsten ook nog eens in hun keuken te komen vertonen. Op publieke kosten. Holman kookt opgetogen en tevreden door.

Hier volgt een korte spoedcursus agressieve ironie.

Heeft u ook genoeg van de weerzinwekkendheden die de publieke sfeer vervuilen onder de noemer van een ironie die klaarblijkelijk alles vermag? Hoe de Reviaanse haatretoriek van Holman en de Balie van repliek te dienen, als oprechte verontwaardiging neerkomt op intolerante kortzichtigheid? Als een politiek correcte, linkse reflex precies is waar ze op hopen? De enige oplossing is ironie met ironie te bestrijden. Wij roepen daarom op om op uw weerzin kenbaar te maken door op ironische wijze eieren te komen gooien.

Hoe gooit men een ei op ironische wijze? Dat gaat als volgt. Neem een ei, het liefst behoorlijk over datum en met een stevig doorontwikkelde zwavelgeur. Gooi het op een niet nader bepaald doelwit van onttakeld denken, in dit geval de gevel van de Balie. Belangrijk in deze is in het bijzonder de oogopslag bij het gooien. Gooi het met een knipoog. Belangrijke ideologische verschillen worden geuit via de keuze voor het linker of rechteroog en de relatieve stand van de wenkbrauwen. De worp wordt desgewenst gevolgd door een goedmoedig schouderophalen. Hiermee wordt op vriendelijke wijze gecommuniceerd dat het getroffen doelwit het verrotte ei niet moet interpreteren als een belediging maar als een verlangen om “in debat te treden” met het theaterstuk. Een beetje zoals Holman dat doet met de Islam. Het ei is natuurlijk geen poging tot censuur maar een vorm van vrije meningsuiting. U wilt tenslotte ook uw ei kwijt en daar heeft u alle recht op. Het kan zijn dat deze uitnodiging tot debat verkeerd geïnterpreteerd wordt. Mits de techniek op juiste wijze wordt toegepast, is de schuldkwestie echter een uitgemaakte zaak. De oorzaak van alle consternatie ligt bij het gebrek aan humor en relativeringsvermogen van het doelwit. Vermeldt u desnoods dat het ei niet letterlijk geïnterpreteerd moet worden. Het is een figuurlijk ei, dat de gevel van de Balie siert.

Wij roepen iedereen op om komende donderdag half acht naar de Balie te komen om op ironische en lichtzinnige wijze rotte eieren naar de gevel te gooien. Deze oproep is natuurlijk niet letterlijk zo bedoeld. U kunt het uiteraard wel zo interpreteren, maar daar kunnen wij helaas niets aan doen.

Net als Theodor Holman, staan wij niet in voor de gevolgen van onze woorden.

De Naamloze Vennootschap